Menselijke psychologie speelt ook een rol bij de timing van kleurtemperatuur variaties. De voorkeursinstellingen, die mensen hebben voor het licht kunnen wijzigen met het tijdstip. Daarom moeten gebruikers de mogelijkheid krijgen om zelf de kleuren aan te passen, bij voorkeur wanneer het risico op fasevertraging of -vooruitgang lager is.
We weten ook dat: licht in de vroege uren na nadir een sterker effect op ritmeverschuivingen geeft dan later op de dag. Dit wetende, kunnen we de tijd instellen voor blootstelling aan licht om het gewenste effect te bereiken. Maar omdat mensen verschillende chronotypes hebben, moet de timing zorgvuldig worden bepaald. Avondmensen (nachtuilen) hebben een latere wektijd dan ochtendmensen (vroege vogels). De duur van de cyclus kan ook variëren van 23 uur voor de ochtendmens tot misschien 26 uur voor de avondmens. Daarom kan men het risico lopen de avondmensen te voeden met activerend licht aan de verkeerde kant van nadir. Voor normale kantooruren kan blootstelling aan licht daarom vanaf 9 uur als vuistregel worden gebruikt. Dit zal mensen helpen zich beter aan te passen aan minder daglicht in de winter.
Voor werknemers die meerdere dagen in nachtdienst werken, kan het nuttig zijn om het ritme 8 uur achteruit te verschuiven om de slaperigheid tijdens de nacht te verminderen. Met behulp van de bovenstaande kennis kan dit worden bereikt door de werknemer in de late avond/vroege nacht een paar uur bloot te stellen aan koel wit licht (afhankelijk van de intensiteit). Dit verschuift de curve een paar dagen achteruit.
Koel wit licht kan een positief effect hebben op subjectieve alertheid en gemoedstoestand. Het effect is plotseling en duurt enkele minuten nadat de blootstelling is beëindigd. Deze acute effecten van blootstelling aan fel licht op subjectieve alertheid, vermoeidheid en vitaliteit zijn ook onafhankelijk van het tijdstip van de dag. Het effect van blootstelling aan fel licht op aanhoudende aandacht is echter het belangrijkst in de ochtend.
Hoe zit het met individuele verschillen en voorkeuren?
Niet alleen menselijke chronotypes variëren, maar ook hun voorkeuren. Er bestaat geen one-size-fits-all oplossing voor Tuneable White. Wat uitstekende fase verschuivende effecten kan hebben op één persoon, kan negatieve effecten hebben op anderen. In klaslokalen, waar het moeilijker is om de individuele aanpassing van de verlichting in te stellen, ontvangen leerlingen en leraren hetzelfde spectrum, dezelfde intensiteit en belichting. Dit vraagt om nog grotere zorgvuldigheid bij het plannen van deze toepassingen. Hetzelfde geldt voor open kantoren, maar individuele aanpassingen zijn nog steeds eenvoudig te implementeren in de vorm van gepersonaliseerde verlichting zoals bureaulampen, vrijstaande armaturen of pendelarmaturen boven elk werkplek. Verlichtingsoplossingen op industriële werkplekken en patiëntenkamers in ziekenhuizen kunnen ook gemakkelijker individueel worden ingesteld.
Distributie van licht
De ganglioncellen van de derde fotoreceptor zijn het meest gevoelig in het nasale- en onderste deel van het netvlies. Dit komt doordat het oog zich aanpast aan de natuurlijke lichtomstandigheden, omdat daglicht het oog van bovenaf binnenkomt.
Licht, dat uit hoeken boven 60 ° ten opzichte van het horizontale vlak en onder het horizontale vlak komt, heeft weinig of geen effect op de productie van melatonine. Dit omdat de meeste ganglioncellen in het neus- en ondergedeelte van het netvlies worden geplaatst. Licht dat uit de "juiste" hoek komt, moet niet worden waargenomen als onaangename verblinding.