a) in de buurt van elke uitgangsdeur die bedoeld is om in noodgevallen te worden gebruikt;
b) in de buurt van trappen, zodat elke trap direct verlicht wordt;
c) in de buurt van elke andere verandering van niveau;
d) aan de buitenzijde verlichte veiligheidssignalering voor vluchtwegen, richtingaanwijzers voor vluchtwegen en andere veiligheidssignalering die verlicht moeten worden bij noodverlichting;
e) bij elke verandering van richting (zie OPMERKING 2);
f) bij elke kruising van gangen (zie OPMERKING 2);
g) bij elke laatste uitgang en buiten het gebouw die naar een veilige plaats leidt;
h) in de buurt van elke eerstehulppost, zodat er 5 lux verticale verlichtingssterkte bij de eerstehulppost aanwezig is;
i) in de buurt van brandbestrijdingsapparatuur en brandalarmcentrales, zodat er 5 lux verticale verlichtingssterkte is bij de brandalarmcentrales, brandbestrijdingsapparatuur en brandmeldcentrales.
j) in de buurt van vluchtmiddelen voor gehandicapten
k) in de buurt van schuilplaatsen en brandmelders voor gehandicapten. Het is ook een vereiste om tweewegcommunicatiesystemen met de mindervalide schuilplaatsen op te nemen, inclusief een alarmoproeppositie in de toegankelijke toiletten.
OPMERKING 1: Voor de toepassing van deze clausule wordt "in de buurt" normaliter beschouwd als binnen 2 m horizontaal gemeten.
OPMERKING 2: Voor de punten e) en f) betekent "bij" dat de noodverlichting licht werpt in beide richtingen bij de verandering van richting of op een kruispunt.